Na drie intensieve rondes van het wereldkampioenschap MX2 keerde het Van Venrooy KTM-team terug naar Nederland om deel te nemen aan de openingsronde van de Dutch Masters of Motocross in Harfsen. Na een jaar van afwezigheid van de serie was het een welkome verschijning om het team weer in de paddock te zien, en ze maakten hun aanwezigheid op spectaculaire wijze voelbaar.
Cas Valk, die een indrukwekkende start maakte in het wereldkampioenschap MX2, bracht zijn Grand Prix-snelheid naar het nationale podium en leverde een indrukwekkende prestatie voor zijn thuispubliek. Het Nederlandse talent toonde zijn klasse, wist beide manches te winnen en nam de leiding in het kampioenschap in handen.
In de eerste manche pakte Valk de holeshot en zonder zijn rivalen een kans te geven, controleerde hij de race van start tot finish. De tweede manche vereiste wat meer werk na een minder ideale start, maar Valk verspilde geen tijd en kwam snel door het veld naar voren. Zodra hij de leiding had genomen, keek hij niet meer om en verzekerde hij zich van wederom een overwinning, waarmee hij zijn status als eerste leider in het kampioenschap verstevigde.
Met een perfecte openingsronde draagt Valk nu de rode plaat mee naar de volgende ronde van de Dutch Masters. Er is echter geen tijd om stil te staan bij het succes, want het Van Venrooy KTM-team richt zich meteen weer op het wereldkampioenschap MX2. De vierde ronde vindt plaats in het diepe zand van Riola Siola op Sardinië – omstandigheden die Valk perfect zouden moeten passen terwijl hij zijn sterke vorm op het internationale podium voortzet.
De vorm van de Nederlander groeit, en met prestaties zoals deze bewijst hij een serieuze kandidaat te zijn, zowel thuis als in het wereldkampioenschap.
Cas Valk (1e in het dagklassement): “Ik had een geweldige dag in Harfsen. Ik pakte de poleposition en wist beide manches te winnen! Zelfs een holeshot in de eerste manche, het is lang geleden dat ik een holeshot pakte (lacht). Ik ben echt blij met het rijden, de snelheid en de conditie, dus laten we blijven werken!”
Fotocredits – Niek Kamper